Pleegzorg in relatie tot de gecertificeerde instelling

Pleegzorg in relatie tot de gecertificeerde instelling

Een gecertificeerde instelling, of kortweg GI, is een instelling die in opdracht van de overheid de jeugdbescherming en de jeugdreclassering uitvoert. Wanneer komt een gecertificeerde instelling in beeld? En hoe kun je als pleegouder te maken krijgen met een gecertificeerde instelling?

In dit artikel vertellen we je graag wat meer over de opbouw van de jeugdzorg in Nederland en de rol die de gecertificeerde instelling daarin speelt. Als pleegouder is het goed om deze achtergrondinformatie te kennen, zodat je weet met welke instanties jouw pleegkind wellicht te maken heeft (gehad).

Hoe is de jeugdzorg in Nederland geregeld?

De jeugdzorg is in de basis geregeld in de Jeugdwet. In deze wet staat dat gemeenten bestuurlijk en financieel verantwoordelijk zijn voor de jeugdhulpverlening. Hierdoor kunnen er per gemeente verschillen zijn in hoe men met de jeugdhulpverlening omgaat.

De Jeugdwet zegt in ieder geval dat de gemeente voorzieningen moet treffen als een jeugdige of een ouder hulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen of met psychische problemen en psychische stoornissen. 

De gemeente heeft deze verantwoordelijkheid als de jeugdige of de ouder de problemen niet zelf kan oplossen. De gemeente moet bovendien advies geven waar de jongere of zijn ouders de noodzakelijke hulp kunnen vinden.

Lokale wijkteams en de gecertificeerde instelling

De eerste meldingen dat er problemen binnen een gezin spelen, komen vaak binnen bij het lokale wijkteam in de gemeente of bij Veilig Thuis als het om kindermishandeling of huiselijk geweld gaat. Deze lokale instellingen kunnen het gezin dan in eerste instantie vrijwillige hulp bieden. 

Ook kan het wijkteam onder andere vragen beantwoorden die te maken hebben met opvoedingsproblematiek, geestelijke gezondheidszorg voor de jeugd, hulp in verband met een beperking en specialistische hulpverlening.

Blijkt dat vrijwillige hulpverlening niet (meer) voldoende is, omdat de veiligheid van het kind in het gedrang komt, dan kunnen de lokale wijkteams de hulp inschakelen van een gecertificeerde instelling. De gecertificeerde instelling kan, anders dan de wijkteams, ook verplichte hulpverlening inzetten. Dit kan nodig zijn als een jongere dreigt af te glijden in de criminaliteit, of als de ontwikkeling of de veiligheid wordt bedreigd.

De gecertificeerde instelling neemt de hulpverlening niet volledig over, maar probeert aan te sluiten bij de hulpverlening die al op gang is gekomen. Dit kan betekenen dat een gezin met verschillende organisaties voor hulpverlening te maken heeft.

Welke kinderbeschermingsmaatregelen kennen we in Nederland?

Soms is het nodig dat er wordt ingegrepen in een gezin. Bijvoorbeeld als er ernstige problemen zijn en de kinderen te maken kunnen krijgen met opgroei- en opvoedingsproblemen of met psychische problemen en stoornissen. De kinderrechter kan dan een maatregel voor kinderbescherming opleggen. We kennen twee van deze zogenoemde kinderbeschermingsmaatregelen, namelijk:

  1. De ondertoezichtstelling (ots)
  2. De gezagsbeëindigende maatregel

De ondertoezichtstelling (ots)

Als de Raad voor de Kinderbescherming vindt dat er verplichte hulp nodig is om bedreigingen in de ontwikkeling van een kind weg te nemen, dan kan ze bij de kinderrechter een verzoek indienen voor een ondertoezichtstelling. Er wordt dan niet alleen toezicht gehouden op het kind, maar het kind en de ouders krijgen ook verplichte hulp.

Als de rechter van mening is dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is, dan spreekt hij deze voor maximaal een jaar uit. Het kind krijgt een medewerker (gezinsvoogd) van de GI toegewezen. 

Deze medewerker gaat zich vanaf dat moment bemoeien met de opvoeding van het kind. De ouder heeft nog wel steeds zelf het gezag over het kind, maar alle beslissingen over het kind worden in overleg met de gezinsvoogd.

Tijdens de ondertoezichtstelling stelt de medewerker samen met de ouders een plan op. In het plan staat wat het doel van de begeleiding is en hoe dat doel bereikt kan worden. De medewerker houdt in de gaten of iedereen zich aan de afspraken in het plan houdt en of er aanpassingen in het plan nodig zijn.

De kinderrechter beoordeelt ieder jaar opnieuw of de ondertoezichtstelling nog noodzakelijk is. Oordeelt de kinderrechter dat de ondertoezichtstelling niet langer nodig is, omdat de situatie thuis weer veilig is en de ouders in staat zijn ervoor te zorgen dat dat zo blijft, dan beëindigt hij de ondertoezichtstelling.

De voorlopige ondertoezichtstelling (vots)

Soms ontstaat er een crisissituatie waarbij de situatie van het kind zo onveilig is, dat de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) direct wordt ingeschakeld. De Raad kan de kinderrechter dan vragen om een voorlopige ondertoezichtstelling uit te spreken.

In de drie maanden die de voorlopige ondertoezichtstelling maximaal mag duren, onderzoekt de Raad voor de Kinderbescherming de opvoedsituatie. Naast het raadsonderzoek gaat een medewerker van SAVE met het gezin aan de slag om toe te werken naar een veilige(re) situatie.

De onderzoeksresultaten legt de Raad voor de Kinderbescherming voor aan de kinderrechter, die beslist of er een einde komt aan de voorlopige ondertoezichtstelling of dat er juist een reguliere ondertoezichtstelling nodig is.

De gezagsbeëindigende maatregel

Als een ouder of het kind niet meewerkt aan de hulpverlening bij opvoedproblemen of als de hulp niet helpt, dan kan de Raad voor de Kinderbescherming de kinderrechter vragen om het gezag over een kind te stoppen. Bepaalt de rechter dat dit inderdaad in het belang van het kind is, dan wijst de rechter aan wie het gezag over het kind krijgt. Dit kan een pleegouder zijn, maar ook een gecertificeerde instelling.

Krijgt een pleegouder of een gecertificeerde instelling het gezag over een kind, dan oefenen ze vanaf dat moment de voogdij over het kind uit. De ouder heeft dan formeel niets meer over de opvoeding van het kind te zeggen. Wel wordt de ouder door de voogd zoveel mogelijk betrokken en geïnformeerd.

Aan welke vereisten moet een GI voldoen?

Het Ministerie van Justitie en Veiligheid is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Jeugdwet. De daadwerkelijke uitvoering gebeurt door instellingen die daarvoor de opdracht van de gemeente hebben gekregen. Om te kunnen controleren of de instellingen voldoen aan de kwaliteitseisen en de regels in de Jeugdwet, heeft het ministerie een normenkader opgesteld. In dit normenkader staan alle vereisten waar een gecertificeerde instelling volgens de wet moet voldoen.

Wat regelt het normenkader?

Het normenkader gaat heel specifiek in op de vereisten waaraan een gecertificeerde instelling moet voldoen. Het gaat dan om de deskundigheid van het personeel, de behandelmethoden en hoe de samenwerkingen met andere organisaties horen te verlopen. Ook worden in het normenkader de rechten van ouders genoemd. Hier hoort ook het recht op inspraak in de hulpverlening bij.

Toetsing van het normenkader

Natuurlijk is het belangrijk dat er wordt getoetst of de gecertificeerde instelling aan de eisen uit het normenkader houdt. De gecertificeerde instelling toetst dat regelmatig zelf. Daarnaast bekijkt een extern keuringsinstituut jaarlijks of de gecertificeerde instelling nog voldoet aan de vereisten in het normenkader. Het Keurmerkinstituut voert deze externe keuringen uit. Het Keurmerkinstituut is een instelling die door de Staatssecretaris is aangewezen als certificerende partij.

We noemen het toetsen aan het normenkader een audit. Met betrekking tot het normenkader kennen we dus een interne audit (de toets door de instelling zelf) en een externe audit (de toets door een extern keuringsinstituut).

Van de externe audit ontvangt de instelling een rapport van het externe keuringsinstituut. Hierin staat of de instelling bepaalde zaken anders moet doen. Als dat aan de orde is, dan krijgt de instelling de gelegenheid om de verbeterpunten op te pakken. Na verloop van tijd controleert het keuringsinstituut of de verbeterpunten ook daadwerkelijk zijn doorgevoerd. 

Zijn alle punten uit het normenkader voldoende, dan ontvangt de instelling een certificaat. Het certificaat is in principe voor drie jaar geldig, maar er wordt nog steeds jaarlijks getoetst of de instelling voldoet aan het normenkader. Vanaf het moment van certificering geldt formeel ook pas de term ‘gecertificeerde instelling’.

Voorlopig certificaat voor een nog niet gecertificeerde instelling

Voldoet een instelling op het moment van de audit nog niet aan de kwaliteitseisen of wordt het certificaat ingetrokken of geschorst, dan moet de instelling volgens de wet de activiteiten per direct staken. De hulpverlening via deze instelling stopt dan. Voor de ouders en hun kinderen is dit een ingrijpende verandering.

In 2017 heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie daarom bepaald dat Het Keurmerkinstituut onder bepaalde voorwaarden een tijdelijk certificaat kan afgeven. Is de audit op dit moment nog niet voldoende, maar is de verwachting dat de instelling binnen twee jaar wel aan de vereisten kan voldoen, dan kan er een voorlopig certificaat worden afgegeven. 

Dit kan alleen als de instelling voor wat betreft hun hoofdprocessen nog wel aan bepaalde basiseisen voldoet. De veiligheid van de jeugdigen staat namelijk voorop.

Het voorlopige certificaat zorgt ervoor dat de instelling de gelegenheid krijgt om aan de verbeterpunten te werken, maar niet per direct zijn activiteiten moet beëindigen. Dit zou namelijk betekenen dat alle jeugdigen die op dat moment onder de verantwoordelijkheid van de instelling vallen, op stel en sprong moeten worden overgedragen aan een andere gecertificeerde instelling.

Voorbeelden van gecertificeerde instellingen

Op dit moment kent Nederland zestien gecertificeerde instellingen. Op de website van Het Keurmerkinstituut wordt de lijst met gecertificeerde instellingen wekelijks aangepast als er wijzigingen in de certificering zijn. De gecertificeerde instellingen die jeugdbescherming (en soms ook jeugdreclassering) bieden, zijn:

  1. Briedis Jeugdbeschermers
  2. Bureau Jeugdzorg Limburg
  3. De Jeugd- & Gezinsbeschermers
  4. Jeugdbescherming Brabant
  5. Jeugdbescherming Gelderland
  6. Jeugdbescherming Noord
  7.  Jeugdbescherming Overijssel
  8. Jeugdbescherming Regio Amsterdam
  9.  Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond
  10.  Jeugdbescherming West
  11.  Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering
  12. Nidos
  13.  Regiecentrum Bescherming en Veiligheid
  14. Samen Veilig Midden-Nederland (SAVE)
  15.  Stichting Intervence
  16. William Schrikker Jeugdbescherming en Jeugdreclassering

Verloopt pleegzorg altijd via een gecertificeerde instelling?

We vertelden al eerder hoe de jeugdzorg in Nederland is opgebouwd. Daarbij maakten we onderscheid in vrijwillige hulpverlening en verplichte hulpverlening.

Hebben de ouders vrijwillig ingestemd met de inzet van pleegzorg, dan zal er soms (nog) geen gecertificeerde instelling in beeld zijn. De pleegzorg loopt in die gevallen via het wijkteam, dat van de gemeente opdracht heeft gekregen om de pleegzorg binnen de betreffende gemeente te regelen.

In er sprake van een gedwongen pleegzorgplaatsing, omdat de rechter het besluit heeft genomen dat het beter voor het kind is om het uit huis te plaatsen, dan is de gecertificeerde instelling wél altijd in beeld. De gecertificeerde instelling levert namelijk samen met de Raad voor de Kinderbescherming informatie bij de rechter aan. Op basis van onder andere de informatie die de gecertificeerde instelling levert, doet de rechter uitspraak.

De rol van de jeugdbeschermer en de gecertificeerde instelling

Beslist de rechter tot een uithuisplaatsing, dan schakelt de gecertificeerde instelling een jeugdbeschermer in. Deze jeugdbeschermer gaat aan de slag om samen met een pleegzorgaanbieder een geschikt pleeggezin voor het kind te vinden.      

Gedurende de periode dat het kind in het pleeggezin woont, houdt de jeugdbeschermer in de gaten hoe het gaat met de veiligheid en ontwikkeling van het kind. De jeugdbeschermer is daarnaast verantwoordelijk voor de ondersteuning en begeleiding van het kind in de relatie tot zijn ouders.

Steeds wanneer de kinderbeschermingsmaatregel opnieuw aan de rechter wordt voorgelegd, adviseert de jeugdbeschermer de rechter hierover. Hiervoor zal de jeugdbeschermer geregeld contact met de pleegouders of de pleegzorgorganisatie hebben.

Als pleegouders kan het dus zijn dat je in de persoon van de jeugdbeschermer veelvuldig contact hebt met een gecertificeerde instelling. Is jouw pleegkind echter vrijwillig door de ouders bij jou in het gezin geplaatst, dan kan het ook goed zijn dat je in de hele plaatsing niets met een gecertificeerde instelling te maken hebt. 

Reactie plaatsen